t 81 slechts met moeite den vreemden jongen luitenant, met wien ze éénmaal danste. Hij zou zichzelven kunnen hatendat hij ook zelfs maar één oogenblik dat meisje had bewonderdhij die zóó gelukkig immers wasDan denkt hij weder aan huis, aan zijne moeder en aan het zachte, engel achtige wezendat hij daar achterliet en dat zoo vast op hein vertrouwt. En hij heeft berouw, diep, innig berouwdat zoo iets heeft kunnen geschieden en verzekert zichzelf dan honderde malen dat hij misschien spoedig Batavia zal verlatendat hij dan op de plaats waarvoor hij zijne bestemming zal ontvangen, hunne aanstaande woning zal gaan inrichten, zoo gezellig, zoo heerlijk huiselijk en dat hij zijne Elly binnen weinige maanden als zijne lieve vrouw, daar zal bin nenvoeren, waar hare trouwe liefde hem de rust zal geven en het geluk, waarnaar hij zoo zeer haakt. Eindelijk tehuis gekomen, schrijft hij eenen brief, innig en feeder naar Holland, en verhaalt hun van zijne indrukken in het land, dat voor hem zijne toe komst houdt verborgen. Hij schrijft hun alles, deelt hun alles mede en noemt hun de namen van die vele families, die alle zoo lief en zoo hartelijk voor hem zijn. Maar hij vertelt hun niet van het bleeke meisje, met de prachtige donkere lokken en de zielvolle oogen in wier oneindige diepten hij een oogenblik staarde en stelt zijn geweten gerust met de banale verzekering, dat dit hun niet zal interesseeren. Dan brengt hij eigenhandig nog den brief ter post en begeeft zich ter ruste, doch lang duurt het nog, alvorens de slaap 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 237