101 Dat geeft zoo'n barenlijf, Iets flinks en onverschrokken. Ook blijkt het noodig nog, Dat men zich overtuige, Dat nooit een baar het waagt Zijn lendenen te buigen. De armen hangen voorts Natuurlijk naar beneden, Niet als een gigerl, hoor! Dat ligt nu in 't verleden. De handen ziet men nu, Bij nader onderzoeken Terzij en tegen 'tbeen, Of liever, langs de broeken. De vingers sluiten aan Zonder te veel te buigen De duim zal zich dan van Hun richting overtuigen. Het hoofd wordt flink rechtop Met barentrots gedragen, Gedwongenheid kan hier Geen oud cadet behagen. Een ieder doe' zijn best, De kin goed in te trekken, Maar zorg' er tevens voor, Zijn hals niet te bedekken. Als laatste regel geldt, Dat allen naar behooren, Rechtuit zien en door niets Zich mogen laten storen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 257