116
Het was te groot geweest, hun Geluk, te groot en
te edel!
Eigenhandig zou hij het moeten verwoestenhet
brozeteedere leven van het eenvoudig kindwier
eenige fout was, dat ze hèm had liefgekregen. Hij
zou haar nooit kunnen opheffen uit den sleur van het
alledaagschewaarin ze gedoemd was, zich steeds
voort te bewegen hare nederige afkomst zou immer een
onoverkomelijk beletsel blijvenonverbiddelijk eenen
scheidsmuur tusschen hen doen rijzen.
Hoe wreedhoe folterend hard scheen hem die ge
dachte, hoe oneindig bitter kon hij het vervloeken,
het net van valschheid en leugendat den grootschen
naam «maatschappij" draagt!
En toch moest hij zich altijd weder neêrleggen bij
de gedachte, dat het eene onmogelijkheid zou zijn,
den strijd met die maatschappij aan te binden; in dien
strijd zou hij ten ondergaan, ongetwijfeld zeker, zon
der haar te kunnen redden.
Hun helaas zoo korte droom moest eindigen ondanks
alles, wat ze beiden zouden lijden door de scheiding,
ter wille van haar!
Hij konhij wilde haar niet langer in onwetendheid
latenhij voeldedat hij het haar zeggen moéstdat
ze beiden moesten leeren elkander te vergetente be
rusten in het onvermijdelijke.
Als 't nog niet reeds te laat was
Had hij aan dat alles dan niet eerder gedacht?
Moest hij dan eerst het jonge hart verwoestenhaar
voor immer hare idealen, haar vertrouwen in al wat
schoon en goed was op de wereldontnemen
Ze was nog zoo jong!
c