120 oneindig wee voelt hij zelfs het verlangen in zich op komen hare tranen weg te kussen en te breken met alles het geheele leven, zijne betrekkingen en vrienden, om haar het geschokt vertrouwen te kunnen teruggeven en met haar te zoeken naar een stil, vredig plekje in de wijde wereld, waar ze in elkanders bezit zoo gelukkig zouden zijn, geen bittere smaad of hoon hen zou kunnen bereiken Doch ze maakt zich zachtkens los uit zijne armen, ze heeft begrepen, maar al te goed en gevoelt het, dat haar Gelooven, haar Geluk, in dezen stond voor altijd zijn heengegaan. Ze steekt hem haar handje- toe ten afscheid, ziet hem nog eenmaal aan met hare betraande, lieve oogen, als wilde ze lezen in de uiterste diepten zijner ziel, dan gaat ze heen, zonder klacht, zonder verwijt! En hij staart ze na, de slanke gestalte, die zich ijlings beweegt in de richting der stad, welker talrijke lichten fantastisch schitteren in het duister, lang, zeer lang, totdat ze onttrokken is aan zijn blik. De droom van dwepen en van liefde is voorbij Dan begeeft hij zich langzaam terug in de wereld, waar hem zijne toekomst wacht H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 276