11
J
125
verloop van bet stuk met gespannen aandacht, terwijl
Cor op halfluiden toon zijn toorn te kennen geeft over
het optreden van een oude juffrouw met een planten
tuin op haar hoed, die hem daareven het woord
«mummie" ontlokte en nu een grooten zijden zakdoek
voor den dag heeft gehaaldwaarmede zij het hoog-
roode gelaat tracht te bedekken.
Hoewel Cor anders te onverschillig isom zich met
een ander te bemoeien, wekt dit zijn wrevel op, daar
die juffrouw hem het vrije uitzicht heeft belemmerd
op een aardig jongmeisjedat met haar mooie brutale
kijkers de heeren in de zaal zit te taxeeren.
«Vindt je haar niet allerliefst, hoe is het mogelijk
dat je daar koud voor kunt blijven; zulk een meesterlijk
spel en dan door zoo'n allerliefst persoontje", begint
de Lange weer.
«Dievervelende... tang, ik... wilde... wel...
dat... ze... ophoepelde," zegt Cor doelende op de
juffrouw, die zoo zijn ergernis opwekt, luid genoeg,
om verstaan te worden door den man met de monocle,
die, denkende dat Madame Dévraux bedoeld wordt, in
woede ontsteekt en driftig met het gefriseerde, ge-
échauffeerde en gepommadeerde hoofd schudt. De
bevestiging van de monocle in 's mans rechteroog is
echter niet hecht genoeg om deze evolutie te weerstaan
en valt naar beneden op het hoofd van Cor, die juist
bezig was zich in het nirwana te verplaatsen.
Cor richt zich langzaam op en mompelt, maar toch
luid genoeg om verstaanbaar te zijn «ezel" tusschen
de tanden.
«Mijnheer, ik verzoek U", begint de Swell.