j
127
Als het stuk uit isgaat Cor onmiddellijk naar huis
en begeeft zich, zonder nog een oogenblik over het
voorgevallene na te denken naar bed en zoekt in den
slaap zijn welverdiende rust.
De Lange was echter na afloop der opera naar de
sociëteit gegaan, waar zij 's avonds geregeld hun ken
nissen aantroffen en had daar spoedig aan twee van
hun meer intieme vrienden de zaak medegedeeld. Een
van hen, Karei van Welder, was, toen de Lange zijn
verhaal had geëindigd, in luid lachen losgebarstenen
de Lange die zeer verwonderd wasdat iemand met
een zoo ernstige zaak als een duel spotte, vroeg hem
wat of de reden van zijn vroolijkheid was.
Toen had Karei alles verteld. Hij kende dien fat wel,
het was een zekere van Wcmelerhuize en hij had de
gelegenheid gehad dien man van naderbij op te nemen.
Het verhaal liep, dat hij aan alle mogelijke en onmoge
lijke actrices het hof maakte, maar nog steeds wegens
zijn belachelijk optreden niet anders dan blauwtjes had
geloopen. Daarbij kwam, dat als het er op aankwam,
die mijnheer van Wemelerhuize een groote lafaard
wasdie liever met groote woorden dan met gepunte
degens schermde.
»Je behoeft je heusch niet ongerust te maken. We
zullen dien kerel een heerlijke kool stoven. Hij is
zoo bang als een wezel en morgen zal hij met de
kleinste verontschuldiging genoegen nemen, maar dat
moeten we niet doen, we zullen doen alsof we de
zaak hoog ernstig opnemen en hem eens heerlijk te
pakken nemen."
Nog lang daarna zaten Karei en de Lange te praten