128
en uit het opgewekte gezichtwaarmede zij eindelijk
het sociëteitsgebouw verlieten bleek weldat bij dit
aanstaand duel geen dooden of gewonden zouden zijn
te betreuren.
't Is wel ongewoon, maar 't zou toch zoo zijn.
Den volgenden ochtend waren de Lange en Karei
reeds tegen 10 uur bij Cor die bet verslag hunner
ondervindingen half stikkend van 't lachen aanhoorde
en beloofde in alles hun raad te zullen opvolgen.
Tegen twaalf uur ontmoetten de secondanten der
beide partijen elkaar op de kamer van een hunner
en het bleek weldra, dat Mijnheer van Wemelerhuize
gaarne genegen zou zijn de twist in der minne te
schikken. De secondanten van Cor, Karei en de Lange
natuurlijk, kwamen echter met zulke bespottelijk
hooge eischen voor den dag, dat het slot der discussie
was, dat Mijnheer van Wemelerhuize wel verplicht was
te duelleeren.
Den volgenden morgen zou het duel plaats hebben
in een naburig bosch en op het afgesproken uur waren
de vier secondanten en het meergenoemde sujet aan
wezig. Mijnheer van Wemelerhuize zag er zeer bleek
uit, met onrustige stappen liep hij heen en weer steeds
in zich zeiven mompelend en keek den weg af waar
langs Cor moest komen.
Eindelijk, daar kwam een rijtuig aanmaar toen het
stilhield, stapte er een dokter uit, die met behulp van
den koetsier een groote verbandkist uit het rijtuig
torschte, een voorwerp, dat het moreel van den swell
weer aanmerkelijk deed dalen. De dokter, een kennis
van Karei van Welden was in 't geheim en schudde