fë
EENE MOEDER,
wilde, onstuimige vaart jaagt de wind de
HSl5 sneeuwvlokken door het luchtruim. Langzaam
maakt de sombere Decemberdag plaats voor de
godin der nacht, die liefdevol den sluier der vergetel
heid dekt over rijkdom en ellende, vreugde en leed,
recht en onrecht.
In eene der arbeidersbuurten in de groote stad, in
eene kleine povere, doch zindelijke woning, slechts
bestaande uit één vertrekjegebrekkig verwarmd door
eenige houtsprokkels in de open haard en zelfs niet
van het allernoodigste voorzientreffen we een beeld
van onbeschrijfelijke wanhoop
Een wiegje, waarin een stervend wicht, pand van
trouwe liefde, van vroeger geluk, meedoogenloos ver
woest door één enkele gril van 't noodlot
Vóór de sponde eene vrouwenfiguur, in stomme
wanhoop voor zich uitstarend, de brandende oogen
diep liggend in hunne, kassen starend in het oneindige
nietzonder uitdrukkingzonder leven
Steeds gewerkt hadden zijgezwoegd en geslaafd