136 Hoe gaarne zou ze 't schenken willenal wist ze ook dat met iedere druppel haar eigen leven weg vloeide. «Haar leven!" Zoo jong is ze nog, en toch. bij de gedachte «haar leven", bevangt haar eene rilling, En langzaam zinkt het moede hoofd op de borst. Ze peinst. Ze denkt terug aan hare ouders, aan hare zonnige jeugdhaar meisjesdroomen haar gelukZe ziet weer den echtgenootdien ze zoo liefhadzoo afgodisch aanbad, in de volle kracht zijner mannelijke jeugd en ze hoort weer zijne teedere, welluidende liefdeklanken, als hemelsche muziek ruischend in haar maagdelijk gemoed, toen ze voor 't eerst in zijne armenhare eigene jonge liefde beleed. En nu Nóg is ze jong, nóg is ze mooi, ze heeft het nog kort geleden moeten aanhooren, toen ze geneesmiddelen haaide voor haren zieken lieveling. Met walging heeft ze toen den vermetelediejaren geleden, zwoer haar lief te hebben en het nu waagde, haar met zulke taal te naderen, van zich gestooten, den blos van heilige verontwaardiging op de wangen, den haat in het hart, dat men haar zulke voorstellen durfde doen, misbruik makend van haren droeven toestand, omdat ze arm was, eene arme, zwakke, hulpelooze vrouw! Ellendige, die zich zelf niet ontzag, met haar heiligste gevoelenshare moederliefde te spotten en haar nog hoonend kon toevoegen dat de tijd haar nog wel aan hem zou leeren denken! Denken aan hem, dien lafaard, dien haar in koelen bloede zóó onmenschelijk grievenhet teed're zwaarbeproefde hart zóó verschrikk'lijk folt'ren kon. Een snik ontsnapt hare geprangde borst, een snik r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 292