f
J
138
deed op dien onzaligen avond en spottend met hare
ellendeEn de tijd dringt
Weer een gekreun in 't wiegje, haar kind vraagt
om drinkenEn ze heeft slechts waterwater als
geneesmiddelLiefdevol slaat ze den arm om het
zwakke lichaampje, dat zich wil oprichten in de
kussens:
«Een teugje dan, mijn engel, stil, moeder zal wat
beters voor haar kindje halen." En tevreden legt de
stervende het hoofdje weer op 't kussen neder.
Danbliksemsnel vaart der moeder eene gedachte
door 't hoofd. Ten koste van alles zal ze redding
brengen! Een oogenblik van strijd slechts heeft ze,
een oogenblik van diepe, diepe rampzaligheid, doch
dan volgt kalmeheilige rust. En zonder te aarzelen
neemt ze hoed en mantel, symbolen van welvaart uit
vroeger dagenen zal gaangaanom geld
te halenzijn bloedgeld
Ze kan, ze wil het bedje niet meer naderenden
zachtkens, als tot zich zelve, lispelt ze: «een oogen
blik alléén, mijn lieveling, moeder komt, moeder zal
je redden, maar vraag haar nooit tot welken prijs!
En ze licht den klink der deure op en wil naar
buiten treden in den donkeren nacht, waar de storm
wind giert en de sneeuwvlokken woest dwarrelenen
de sombere wolken haastig voortzweepen door het
luchtruim! Naar buiten en dan, «mijn God!" Ze
wijfeit, doch slechts voor ééne seconde, dan staat ze
buiten in de duisterniswaar de koude meedoogenloos
door de dunne kleeren dringt en den koortsgloed
barer slapen als verstijft!