16 Hoe het zij de majoor zat met het hoofd in de handenen staarde verdrietig naar den gronden mompelde: «Ja, wat donder die jongen heeft een moeder en een jong vrouwtje 't moet toch beroerd zijn voor die menschen Ik hoop maardat de kogels een beetje genadig voor hem zijn, ofschoon: ze zijn altijd onbillijk, ze laten zoo'n kerel als ik, aan wien geen sterveling wat missen zallevenen menschen die 't veel meer waard zijn op de wereld te blijven, gooien ze tegen de vlakte Dacht majoor Donder in die oogenblikken aan het litteeken op Leroux' rechter wang, dat getuigenis gaf, hoe die brave jongen eens een sabelhouw had opge vangendie voor hemzelf bestemd was geweest? Dacht hij misschien ook aan zijn eigen moeder, die hij zoo had liefgehad, en aan de kleine Lili, die zijn vrouw had kunnen zijn, als ze maar gewild had? III. De generaal stond met zijn staf op een heuvel, met zijn kijker de bewegingen der langzaam vooruitgaande troepen volgend. Er vielen slechts nu en dan enkele geweersalvo's; »de vijand wil nog niet bijten," zei de generaal en met lange tusschenpoozen siste een granaat voorbijverderop smorende in het zandgeen enkele batterij had zich nog ingeschoten. «liet komt me voor, dat de tegenpartij recht tegenover ons, op haar linkervleugel, een cavalerie- massa heeft staan," merkte de generaal op, «rechts ligt het dorp en is het terrein geheel open 't zal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 218