17
aan u zijn, kolonel Martin, een eventueele attaque
het hoofd te bieden."
De kolonel salueerde zwijgend, en vroeg, zich in
den zadel omwendend
»Waar is de majoor Chandeau?"
De majoor maakte een paar galopsprongen en
meldde zich.
Present, kolonel."
»U zult met een eskadron de reserve vormenen
het overige deel van mijn regiment bij een mogelijken
terugslag opnemen."
De majoor bracht de hand aan den kolbak; geen
spier van zijn gelaat vertrok zich, maar toen hij
wegreed om zijn afdeeling op te stellen in de richting,
die de kolonel hem aanwees, vloekte hij: «Wat
donder alweer in reserve!"
Het geweervuur werd levendiger, en nu en dan
sloeg een artillerie-projectiel in; maar de majoor bleef
met een ontevreden gezicht voor zich kijken en schudde
van tijd tot tijd zijn breede schouders, als wilde hij
denkbeeldige kogels van zich af schuddendie hem
hinderden.
Kolonel Martin reed den heuvel af en kwam naast
hem staan.
wHet gaat goed," zei hij tot den majoor, »de
generaal is tevreden. Onze infanterie marcheert zoo
keurig op, alsof ze aan 't paradeeren was."
De majoor zweeg.
»Wat is er, mijn waarde Chandeau?" vroeg de
kolonel. «Scheelt er wat aan vandaag? je bent toch
niet bang?" voegde hij er plagend aan toe.
Er kwam even een grijns om Clmndeau's zwarte