18 snorren, en hij liet een onderdrukt geluid hooren als een spotlach, die niet tot zijn recht kwam. De majoor wist zelf niet wat hem vandaag scheelde. Hij voelde zich abnormaal. Hij dacht aan Lili. Ilij had een gewaarwording alsof hij iets heel geks zou doen vandaag. Twee uren gingen voorbij en de majoor stond nog steeds in reserve. Ilij werd hoe langer hoe bleeker en ongeduldiger. De kogels floten en sisten nu dat het een aard had; de huzaren hadden moeite hun trappelende paarden in bedwang te houden. Eindelijk kwam een bericht van den kolonel: «het reserve-eskadron moest zich gereed houdende andere eskadrons marcheerden al op!" «Opgezeten!" commandeerde de majoor. Het eerste woord dat hij sedert twee uren sprak. De sabels rinkeldenhet harnachement kraaktehet eskadron zat. «Rijd links het zijterrein eens in," zei de majoor tot Leroux. «Er moet daar ergens een riviertje loopenals we nu niet weten of 't doorwaadbaar is, krijgen we er straks misschien last mêe." Leroux vertrok in galop, en de majoor volgde hem met den kijker. Ilij zag zijn ordonnans in stap overgaan en met moeite door het lage kreupelhout dringen. Nu was hij op ongeveer achthonderd meter afstand. Zou hij dat riviertje nog niet gevonden hebben Opeens boog de majoor zich voorover in den zadel en keek scherp toe. Flikkerden daar niet helmen in het hakhout? Waarachtig daar zaten vijandelijke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 220