46 trekken het gelaat van zijn ouden makker Ulato. De manschappen rapporteeren, dat de Turk, na hevigen weerstand geboden te hebbengewond geraakt en gevangen genomen is. Op een wenk van den jongen luitenant trekken allen zich een weinig terug, gereed om hun jongen meester te bewaken en te beschermen. Het is de uniform van een Turksch infanterist, die de gevangene draagt. Met een blik, waarin ontzetting, verachting en medelijden om den voorrang strijden buigt de aanvoerder zich over den gewonde heen. Als deze de oogen opent valt zijn wezenlooze, matte blik op het gelaat van den vijandeen doffe kreun is zijn blijk van herkenning en sneller vloeit het bloed uit de wonde, door een Grieksch zwaard hem toe gebracht. De oogen smeekenwat de stem niet zeggen kanvergevingEn als een handdruk, een liefdevolle blik het antwoord is, dan doet een lichte trilling den gewonde een oogenblik weer opleven. Ilij ziet zijn onbezorgde jeugd, zijn makker, zijn dorp, zijn vaderland voor zijn geest verrijzen. En allen, die hij liefheeft in dat schoone land, verachten hem. Na zijn dood zal men de plaats vloeken waar hij gestorven is. Zijn vader, zijn dorpsgenooten zullen hem herdenken als de ellendige, die in een vlaag van drift het vader land verried, den naam van zijne geboorteplaats bezoedelde. En de oude speelmakker van weleer? Kan in diens hart nog plaats zijn voor den diep gevallen vriend, voor den krijgsmakker, die eerloos het korps verliet? Hij voelt, dat de laatste levenskrachten hem

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 248