47
begeven; zal slechts wroeging dan liet einde zijn van
een bestaan, dat liefde en geluk, eer en achting voor
hem had weggelegd? En snikkend klinkt het van zijne
veege lippen: «Mijn arm land, vergeef mij Tarlda
wees genadighespaar me een dubbel verraad ik
kan, ik mag nietGod helpe Griekenland
De jonge aanvoerder, die de bede hoort, strijdt den
zwaren strijd tusschen plicht en liefde. Moet hij dan
de laatste stonde van den zieltogende nog door een
nieuwe misdaad bezwaren? Hem in de verzoeking
brengen minder schuldig voor Griekenland te sterven
door een verraad jegens den vijandin wiens gelederen
hij streed? De rampzalige, die daar met den dood
worstelt, wiens naam met verachting zal uitgesproken
worden, jaren na den oorlog, is zijn vroegere makker,
zijn vriend. Als in de dagen hunner jeugd voelt hij
weer den hechten band, die hen één deed zijn in
vreugde en leed. Voor het eerst in dezen oorlog
vergeet de jonge man zijn plicht; Ulato zal niet als
vijand sterven; één vriendenhart tenminste zal hem
den laatsten strijd verlichtenhem vergeven wat hij
het vaderland misdeed. Twee sterke armen omstrengelen
liefdevol den boeteling en aan een Grieksche borst
lispelt hij de laatste bede voor zijn geboorteland.
Langzaam richt Tarlda zich op, zijn manschappen
voegen zich bij hem. De trouwe mannen gissen wat
hier geschiedde. Hunne blikken vestigen zich vragend
op den jongen meester.
Doch de tijd dringt, men kan den armen doode