M
H^IP^oest jagen de wolken
Door vaalgrauwe lucht,
Reeds vallen de blad'ren
Bij 't minste gezucht.
Veelkleurig het loover
In 't donkere bosch
Nat, glanzend de naalden
In 't vochtige mos.
De struiken en plantenlevenszat
Zij sidd'ren en trillen
Aan ieder blad.
Zij moeten nu sterven
Zelfs 't schoonste gebloemt
Waarom is toch alles
Ten doode gedoemd?
D. W.
4