65
kortom, het is hunne krijgstucht. Deze heeft hun,
onder hare veelvermogende, soms knellende, maar
steeds achtenswaardige kluisters geleerd, geen anderen
wil te kennen dan dien des aanvoerders; steeds en
overalstipt en zonder morrengewillig en met
toewijding te gehoorzamen. Waar krijgstucht zoo
iets uitwerkt, verdient zij toch gewis eene ernstige,
onafgebroken aankweeking: de offers, die zij van ons
vergt, vallen den jeugdigen krijgsman soms zwaar;
het weerspannig, vrijheidminnend gemoed verzet er
zich soms tegenmaar ohet denkbeelddat de
onafhankelijkheid van 't dierbare Vaderland met die
krijgstucht naauw verwant is, dat zonder haar geen
degelijke troepen denkbaar zijn: dat denkbeeld is
dunkt mij grootsch genoeg, om alle krachten van
geest en van wil in te spannen tot het onderhouden
en aankweeken van zoo heilzaam eene soldatendeugd.
Ge houdt veel van formules, hé? Nu, indien we
door eene formule de kracht van een leger moesten
voorstellenzouden wij als factoren opnemende
getalsterkte, de geoefendheid der troepen, de degelijkheid
der Officieren en het genie der Opperbevelhebbersals
exponent van hun product zouden wij de krijgstucht
der troepen nemen. Tot het onderhouden van die
tucht moeten dagelijks alle handelingen des Olïiciers
medewerkendaarom moet hij zelfs bij de geringste
dienstdétails vorderen en nauwlettend toeziendat
alle bevelen met stiptheid en zonder tegenspraak
onmiddellijk worden uitgevoerd daarom moet hij-zelf
het toonbeeld van ondergeschiktheid aan zijne meer-