68
en oogst hij niet als de landbouwer voor zicli-zelven
het bewustzijn, dat hij het voor zijn Vaderland doet,
is des te streelender. Hoe beter en stipter hij te voren
gediend heeft, hoe onverbiddelijker hij de krijgstucht
handhaafde, hoe grooter zijn roep van billijkheid,
fermiteit, moed, kunde en ervaring is, des te ge
makkelijker zal hij er op het slagveld in slagen, de
verschillende gezindheden zijner ondergeschikten tot
éénen wil, den zijnen, zaam te pakken; die éénheid
is de kracht van zijn troep, die geest maakt onver-
winlijk.
Ge kunt dan ook niet genoeg doen om den echt
militairen geest op uwe soldaten over te plantenom
hen de onderwerping aan de krijgstucht, de gehecht
heid aan het vaandel, de liefde voor 'tgevaar, de
trouw aan het eergevoel, de geringachting van het
leven in te scherpen. Armzalige schijn-Officierendie
met épauletten als een gulden schoudersiersel pronkt;
die het als uw hoofddoel beschouwt, in de salons der
groote wereld met uwe glacé-handschoenen en blinkende
kneveltjes, met uwe aangename conversatie en goede
manieren veel opgang te maken, maar den soldaat
naauwelijks uwer aandacht [waardig oordeelt; die hem
vaak miskent, beleedigt, verwaarloost, mishandelt!
verschuilt u toch vooral niet ligtvaardig achter deze
welbekende zinsnede: «ieder soldaat moet de bevelen,
hem door zijne meerderen gegeven, gehoorzamen en
getrouwelijk volbrengen." Ja, hij moet die volbrengen
en in gewone omstandigheden zou hij het ook doen
indien gij consequent waart in uwe eischenstipt in