85 die naar Linken of de »Bor" gaan; arbeiders, die na eene lange dagtaak hunne welverdiende rust gaan ge nieten stappenveelal in luidruchtig gesprekvoort. Het fluitje der tram, het bellen van de omnibus, of het rollen van eene huurkoets doen de menschen uit wijken en vermeerderen het leven op straat. De winkelramen zijn helder verlicht; kortom, er heersclit eene gezellige drukte. Maar opeens: waarom dat geschreeuw daar? Wat gebeurt er? Damme en zijn kameraad zien eenigszins verschrikt om. Waarom stuift ieder naar de trottoirs? Ah, dat is het: een équipage komt met woeste vaart aanrijden; de paarden zijn op hol geslagen. De koet sier op den bok trekt met inspanning van alle kracht aan de teugels; hij staat half overeind; zijn gelaat is rood van inspanning. Een angstig gillen wordtniettegenstaande het leven van uit het rijtuig gehoord, terwijl een arm uit het raam steekt en tracht het portier te openen. Met één oogopslag heeft Hendrik den toestand over zien. Zonder zich te bedenken, snelt hij toe en grijpt één der paarden bij den teugel. Hij looptneen hij vliegt voort naast het hollende paard. Hij trekt en rukt; hij hangt haast aan het woeste dier. Het is een spannend oogenblik. Zal hij het paard houden Eensklaps gaat een kreet van uit de menigte op: hij is gestruikeld en wordt meegesleurd.... Men snelt toete laatHendrik heeft los gelaten het rijtuig rolt over hem heen. Maar de paarden worden door eenige toeschietende mannen tot staan gebracht. Zij snuiven en springen en slaan nog, maar het gevaar is voorbij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 287