l. Herinnering.
„Joeveel armer ware ons leven, wanneer daaraan
Herinnering ontbrak.
Herinnering 't is zoo heerlijk te dwalen
in Haar rijk, om ons nog eens alles te laten vertellen
van de uren van geluk uit vroeger levente luisteren
lang naar de lieve stemmen, die uit Haar rijk opstijgen,
nu eens geheimzinnig fluisterend van verschijningen in
ons intiemste gevoelsleven, dan weer juichend en jubelend
over de dagen van vreugde en vroolijkheid soms
ook droevig zingend, stemmend tot ernst en weemoed.
En als we eenzaam zijn en verlaten, ja, dan vooral
gevoelen wij de grootte van den geestesschatdie
Herinnering heet.