93
Waar nog gist'ren warmte doorvloot!
En de zielevlamme scheen,
Daar is 'tduister, kalm en kil nu,
Daar is 't duister
Kil.
Eind'lijk zijn de stramme leden
Hunnen rusttijd ingegaan
Het uit aardsclie stof ontsproten
Is tot d'aarde weergekeerd.
Zoo zal heel ons mensclidom sterven
En tot stof vergaan;
Vergaan.
Allen op de wegen, straten,
Buitenbinnenoveral
Zullen eens vervangen worden;
Dan beweegt een nieuw geslacht zich
Buitenbinnenoveral.
En zij zullen ook verzinken
In den vloed der eeuw'ge eeuwen,
Die steeds stijgt en toch niet hoog wordt
Want het Heden blijft in 't midden
Eeuwigheid aan beider kant;
Eeuwigheid.
Grijsaard, gij zijt d'allereerste
Die'k goed kende en zag liggen
Op het doodsbed uitgestrekt,
En de heele rij zal volgen
Volgen.
Urfelan.