113 stoute en echt vaderlandsche taal zijn wedergade niet heeft, een eerste plaats in. Ruim driehonderd jaren is het de geliefkoosde zang van den Nederlander geweest en nog dagelijks maakt het denzelfden diepen indruk op ons gemoed, dien het voor ruim drie eeuwen op onze Voorouders maakte. Wij allen kennen natuurlijk het oude Wilhelmus van Nassouwentoch komt het ons niet ondienstig voor, vooral in deze dagen, nu men zoo dikwijls over een nieuw volkslied hoort pratenin 't kort de geschie denis van het Wilhelmus na te gaan. Tevens zullen wij aangevenhij welke gelegenheden het onder meer gezongen werd en welk misbruik er soms van ge maakt is. »Ilet lied dagteekent van het jaar 1568 of 1569 en is vervaardigd door Philips van Marnix van Sint- Aldegonde een boezemvriend van den Prins van Oranje. Het is wel de droevigste tijd uit onze ge schiedenis geweest; die eerste jaren van den tachtig jarigen oorlog. Alva, de ijzeren Hertog, was in het land gekomen met een groot leger Spanjaarden en Italianenen in alle gestrengheid werden de vreemde wetten uitgevoerd, welke door Koning Philips II waren uitgevaardigden die van bloed dropenzooals men zeide." Zoo lezen we in de Soldatenkrant van 18 Aug. 1898 en de schrijver haalt daarbij aan: liet gansche land was geleverd aan den beul, en de beul ging dagelijks het gansche land rond, waarlijk als de duivel uit de Heilige Schrift: zoekende, wie hij zou mogen verslinden. En hij vond ze bij duizenden, de ongelukkiger] 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 317