123 Ze zag de vreugde der kaboutertjes en hoe Nasir, de oudste en wijste van hen, behagelijk op den tip van een wiegelend plompcblad zat. «Nasir, Nasir," riep ze wenkend en het klonk als het geschuifel van gras. Nasir zag haar en sprong over op een oud, purperen beukeblaadje, dat naar haar zijde af kwam drijven. Snel schoot het in den schuimval naar beneden en statig dreef het naar den kant; een glinstérenden druppel had het meêgenomen. «Wat is er, Rankje?" Rankje, zoo heette de elve, boog zich nog verder over het water en vroeg, fluisterend vleiend met schitterende oogjes: «Wilt ge weêr een bloem voor ons maken? Ge ziet, hoe goed wij ze verzorgen." «O, dat ondeugend, vraaglustige volkje!" lachte het oudje. «Ge doet het toch zoo gaarne," smeekte het fijne stemmetje. «Laat ze ons vriendelijk toelachen en maak ze van het zuiverste, dat er is!" Nasir legde bedenkelijk zijn wijsvinger langs zijn neus. «Het zuiverst, dat er te vinden is, moet volgens mijn boeken de glimlach der smart zijn en die is bijna niet te vinden. «Er is echter ook een ander schoon; het vergeet-mij- nietje hebben wij de kleur des hemels geschonken laten we de nieuwe bloem door de zuivere zon tinten." «O, dat is heerlijk," riep Rankje, «maak ze gauw, maak ze gauw." Verheugd verdween ze, om de lichte elven in te halen en haar het nieuws geheimzinnig te vertellen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 327