s
CXXXIX
der Koninklijke Marechaussee.
Paarden van
S3
en
cha
3
Bijzondere bepalingen.
a. Van de vier Divisie-commandanten kunnen twee den rang van
luitenant-kolonel hebben.
b. De opperwachtmeesters bij de 2de, 3de en 4de Divisie zijn
tevens dienstdoend kwartiermeester.
Zij, alsmede die bij de 1ste Divisie, hebben den graad van
adjudant-onderofficier.
c. De wachtmeesters hebben den graad van sergeant-majoor.
d. Van de wachtmeesters te paard der 1ste Divisie is er één bestemd
om te worden werkzaam gesteld bij den Inspecteur der Cavalerie
belast met het Algemeen toezicht over het Wapen.
e. Bij een incompleet aan wachtmeesterswaarin niet dadelijk kan
worden voorzien door bevordering van brigadierskan het
aantal brigadiers tijdelijk met zoovelen worden vermeerderd, als
het aantal ontbrekende wachtmeesters bedraagt.
De brigadiers hebben den graad van sergeant.
g. De marechaussees der 1ste en der 2de klasse kunnen bij gebleken
geschiktheid voor den brigadiersgraad en bij ontstentenis van
fl
<D
G
Jh
<D
CD
rt
Gh
cd
O
<D
u
m
O
CD
Tl
a
O
O