4 Generaal achtereenvolgens werd benoemd tot cadet korporaal en cadet-sergeant, hetgeen toen eene bijzondere onderscheiding was. In 18G1 werd Generaal Rooseboom op achttienjarigen leeftijd benoemd tot 2de Luitenant bij het bataljon Mineurs en Sappeurs, zooals het korps Genietroepen destijds heette. In 18G4 bevorderd tot 1ste Luitenant, volgde hij van 1870 tot 1874 de lessen aan de Stafschool, de toenmalige Hoogere Krijgsschool. In 1872 tot kapitein bevorderd, werd hij, na het verlaten van de Stafschool, overgeplaatst bij den Gene- ralen Staf en toegevoegd aan den Chef van den staf der 4de divisie, doch reeds in 1875 volgde zijne be noeming tot leeraar aan de Krijgsschool. Gedurende dien tijd was hij een ijverig medewerker aan ver schillende tijdschriften als: de Militaire Spectatorde Gids en de Vragen des Tijds. Grooter bekendheid verwierf hij zich echter door zijn werk: het Iledendaagsch gevecht, dat zijn naam als stafofficier tot in het buitenland vestigde. Als militaire werken schreef Generaal Rooseboom nog: Onlwerp-wet tot regeling van de nationale militie en schutterijParabolische theorie der kogelbaan en hare belangrijkste toepassingenTheorie van het schot der handvuurwapenenen het bekende: Zakboekje voor den officier te velde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1900 | | pagina 154