n dichten drom aaneengesloten
Van dampen, dicht en zwaar,
Fantastisch uit den mond gestooten
Trekt op die wolkenschaar
Als 't geestenrijk zoo rustig zwevend
Zoo trekt zij langzaam voort,
Voor 't minste windje, tochtje bevend,
Naar een onzichtbaar oord.
En peinzend zie ik naar die kringen.
Die stijgen naar omhoog
En ga mijn ideaal bezingen,
Dat als de rook vervloog.
Aster.