Kampherinnering.
'en flauw licht verspreidt de karige illuminatie, ter
eere van den feestdag den Sisten Augustus
over het kamp.
De witte tenten in hunne regelmatige, zwijgende
rijen doezelen even op uit de vage sterrenschemering
van zoelen zomernacht. In de compagnie-straat is alles
stil. Ik zit voor mijn tent en luister naar het ver
joelende rumoer van opgewonden stemmennu en dan
dringen de tonen van de muziek tot mij door in
verwarde mengeling van geluid. De sterren staren stil
in hun onbeweeglijkheid. De heide buiten het kamp
ligt daar als een zwarte, onzekere massa, omlijst dooi
de zwartere lijn van boschranden. Heel in de verte
rammelt een trein, verdwijnend als een lichtstreepje
in het oneindige van de hei, lang hoor ik hem nog
door het gejoel heen, rollen.
Plotseling sist een vuurpijl omhoog, statig rijzende
tot zijn hoogste punt, dan zich verdeelend in vallende
slangenuitgestrekt als een reuzengrijphand naar het
kamp. Dan een knal, als opwekkend de sluimerende
echo's in ;de donkere pijnbosschendie hem voortrollen