32 met hollen klank, rollend als een donderslag, aan groeiend dan wegstervend tot een nieuwe knal hen weer roept. Een kruisvuur van pijlen nu, sissend dooreen, uit eenspattend, als vinnige dieren in de lucht, knallend herhaald door de echo in de bosschen. Opeens een hel groen licht het geheele kamp verlichtend aan vier zijden, het kamp rijst op voor mijne oogenscherp zich afteekenendmet witte lijnen tegen de donkere lucht, een grootsch gezicht, iets onzegbaar machtigs in de strenge rijen van de tenten. Dan verandert het licht in rood, een zachtere tint, als een warme gloed het kamp overstroomend. Daar boven drijven roode wolken zacht weg op den nacht wind. Het licht verflauwt, een schijnsel nog, een opflikkering, dan keert alles terug tot zijn duistere rust. Maar niet het feestgejoel dat sterker en sterker wordt. Een onverwacht schijnsel, als een bliksemstraal, licht even op, het avondschot dondert over de hei en onmiddellijk daarop roffelen de trommen de taptoe, gevolgd door de langgerekte tonen van de hoorns. Een plechtig lied klinkt nu, als een avondgebed, voor een oogenblik verstommend het dolle gedruisch. Dan klinken duidelijker de vroolijke tonen van den defileermarsch een sterk lichtschijnsel vertoont zich in de richting van het feestterrein. Sterker wordt het schijnsel, sterker de muziek en nu, in de verte, zie ik dansende fakkellichtjes, die naderen, steeds duide lijker zichtbaar. Dichterbij komt de stoetjoelend en tierendvoorop de fakkeldragers, daarachter de muziek, omstuwd en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1900 | | pagina 182