42
De commissie vermeent den 31. December e. k. als
uitersten termijn van deelneming te moeten vaststellen.
Met de bijdragen en lijsten welke 11a dien datum
inkomenzal naar gelang van omstandigheden worden
gehandeld, terwijl de commissie zich voorstelt van al
hare verrigtingen aan de belanghebbenden op doelmatige
wijze kennis te geven.
De Commissie:
G. M. VERSPIJCK.
J. J. COLLARD.
W. DE FREMERY.
L. J. M. GLASIUS.
R. J. A. KALLENBERG VAN DEN BOSCH.
L. H. J. J. MAZEL.
G. F. F. A. MOLLINGER.
N. J. Baron MULERT TOT DE LEEMKULE.
J. M. VAN DER STAR.
P. E. TEGELBERG.
E. F. C. A. HENCKENS.
BREDA, Mei 1869.
Toen dit stuk verzonden werd, was de generaal
Seelig reeds overleden en aan het slot van alinea 3
daarvan nl. »de volvoering of de voorgenomen uitvoe
ring van dat huldeblijk te vermelden op eenig voor
werp van kunst of smaak, den generaal Delprat tot
aandenken aan te bieden" is door diens overlijden,
ook geen gevolg gegeven kunnen worden.
Uit een schrijven dd. 24 Februari 1871, blijkt dat
de commissie zïch in betrekking gesteld had met den
heer F. Stracké, Iloogleeraar in de beeldhouwkunst