BUITEN.
(Fragment van 'n eerlang te verschijnen roman).
zomer was voorbij maar bet najaar deed
zijn uiterste best om den winter nog zoo lang
mogelijk te verschuiven. Schitterende herfst
dagen waren 't; de koele Oostenwind dreef blanke
wolken langs blauwe luchtenen er was ditmaal geen
weemoed in het sterven van groen en bloemen; een
vroolijk kleurenfeest van geel en rood en bruin gaven
de najaarsbosschen te zien. De avonden bleven zoel,
en men kon lang buiten zitten onder den sterrenhemel,
als de zon al was gedaald aan den brandend purperen
horizon.
Zooveel mogelijk genoten ze van de helderekoel-
zonnige dagen, Flore en Henk; wanneer niet nu en
dan een plotselinge regenvlaag door de straten kletterde
verzuimden ze nooit hun middagwandeling of hun
fietstochtje.
Op een Zondag in 't laatst van October hadden
ze een rijtoer naar 't Westland op touw gezet, de
Yan Oudsheuvels, 't Was een blank-herfstige Zondag,