46
een van die clagen waarop de Haagsche straten en
de Scheveningsche weg en de lanen van het Bosch ge-
infecteerd zijn met poenig opgedirkte Zondagsmenschen
sjokkende, bloemhoedige moeders achter wagentjes met
schreeuwende kinderen vaders met hooge hoeden en
roode gezichten van volgegeten zelfgenoegzaamheid;
opgeschoten slungels met geplakt-natte haren van onder
de scheefstaande pet, een lange sigaar in den breed-
grijnzenden mondeen slobberig opgetuigde meid
hangend aan den arm maar die een stille, bijna
plechtige rust leggen over de akkers en het kreupelhout
en de duinen van het Westland.
De Loosduinsche wegtot aan het dorpwas rommelig
stoffigbezaaid met viezige buitenmenschenmaar
daarna hield het halfslachtige overgaan van stad in
dorp op, en kronkelde de weg bekoorlijk tussehen
moestuinenstukken buitenplaats en paars-zwart om
geploegde bouwlanden door.
Bij Staalduinen moesten de paarden zich schrap
zetten de dijk was steil; maar met wat inspanning
kwam het rijtuig er boven op, en nu volgde het
enkele minuten den slingerenden dijk, langs de lager
liggende weilanden. Kinderendieelkaar verdringend
achterna waren geholddeden het hek openen bleven
toen achter, vechtend om wat centen en wat koekjes
die men ze uit het rijtuig had toegegooid. Een paar
honderd meter onder een berceau van wilgen door,
waarvan de takken in het rijtuig sloegen en toen
waren ze er.
Natuurlijk waren er manden en doozen met allerlei
lekkernijen meegenomen - mevrouw van Oudsheuvel