85
we hebben nog nooit één hoog woord gehad, niet
zóóveel.
Zal ik 't goed nou maar in de keuken brengen
mevrouw
Avond, mevrouw, meneer, juffrouw, meneer. (Af.)
(Een oogenblik stilte. Allen zien elkaar beschaamd
aan).
F. Die kerel weet hoe 't hoort
II. (Reikt M. de hand) Hier is je portemonnaie
Marie!
M. (Knielt, en doet II. zijn pantoffels aan de
voeten.) En hier zijn je sloffen, Henri! (ze omhelzen
elkaar.)
E. Zullen we nu toch maar trouwen, Frits?
F. Ik wil niets liever Em. Maar denk aan het
achterstraatje
E. En jij aan de schrijftafel(ze omhelzen elkaar).
II. Je krijgt zooveel gebloemde jakken als je maar
wilt, Marie!
M. Dat hoeft niet eens Henri. Als ik alleen maar
een nieuwe cape krijg, in plaats van die waar die
straatjongen op gestaan heeft!
II. Die zul je hebben, kindlief. En een badcostuuni
ook dat kan er tegen als 't eens in een regenbui
uit 't raam valt
Allen. Ieder het zijne
Gouda, 1897. J.