87
En hooger, hooger rijst het,
Weer een verdieping meer!
Het knaapje juicht steeds luider
Daarstort het eensklaps neer.
Verbijsterd staart het jongske
Op den bouwval, in het rond,
En werpt zich luide weenend
En snikkend, op den grond.
En over 't knaapje buigt zich
De grijsaard bevend neer,
Terwijl hij zachtkens prevelt:
«Mijn levensbeeld, o Heer!
«Verwoest mijn idealen,
«In puin 't gelukskasteel.
«Verdriet en tegenspoeden,
«Dat was alleen mijn deel.
«O God! geef hèm Uw zegen,
«Dat zorg noch smart hem druk,
«Laat hem 'n kasteel opbouwen
«Van voorspoed en geluk.
«Geef hèm, wat ik moest missen
«Op mijne levensbaan,
«En kracht, als zijn gelukszon,
«Ten onder is gegaan."
d.
Breda, 5 October 1899.