91
Het tweede rijtuig had al dien tijd moeten wachten.
Ongeduldig geworden, hadden de beide daarin zittende
heeren het hoofd buiten het raampje gestoken en
bemerkten zij, dat het voorafgaande rijtuig met zijn
adellijken inhoud de oorzaak was van het oponthoud.
Toen de beide dames, eene brunette en een blondine,
uitstapten, uitten beide heeren een kreet van bewondering
en hunne opmerkzaamheid werd grooter.
«Wat een verbazend lief gezichtje Karei, die blondine",
fluisterde de eene, blijkbaar de jongste.
»Ik vind die andere een meer im posante verschijning",
merkte Karei op. «Kijk, Johan, wat prachtige oogen
welk een heerlijk figuurtje".
Het tweede rijtuig kwam voor; beide heeren stegen
uit en maakten zich bekend aan meergemelden portier
als Karei van Zanten en Johan van Maren, studenten
te Utrecht. De portier, die deze bekendmaking slechts
met een kort hoofdknikje beantwoordde, liet hun de
«kamers" wijzen, die zij zouden betrekken en die op
de tweede étage waren gelegen.
Toen beide studenten hunne namen moesten schrijven
in het vreemdelingenboekzagen zij als zoojuist inge
schreven «Comte de Méron avec femme et belle-soeur".
Zij gisten eenigen tijd wie van beide Francaises «la
femme" en wie «la belle-soeur" was; Van Maren
hoopte dat de heerlijke blondine niet «la femme" was.
Dienzelfden dag nog waren zij meermalen in de
gelegenheid de beide dames te ontmoetenhunne be
wondering werd steeds grooter en ook aan de beide
schoonen ontging het niet, dat die twee heeren haar
een buitengewone opmerkzaamheid schonken.