108
nog een uur te moeten loopen alvorens ik mijn kwartier
zou bereiken. Gelukkig werd toegestaan, dien afstand
te paard af te leggenzoodat wij een cadet-sergeant
een wachtmeester, schrijver dezes en onze drie oppas
sers gespaard bleven voor het vermoeiende van zulk
een lange kuier in marschtenue met een paard aan de
hand, op het einde van een dag, die, vroeg begonnen,
nu juist niet tot de lichtste gerekend kon worden.
Onbekend in deze streek, hoewel gewapend met
kaart en inkwartieringsbiljet, kostte het nog heel wat
vragen en kregen we menig »ik wèt 't niet", tot ant
woord, voor we ter bestemder plaatse waren.
Op het hooren van hoefgetrappel kwam uit de kleine
boerderij de bewoner, een eenvoudige heiboerte voor
schijn 0111, op onze navraag of we bij Jannes Bleumink,
E, 365 waren, een bevestigend antwoord te geven.
Blijde zulks te vernementoog ieder aan het werk om
zijn strijdmakker, die ook weer heden zijne onmisbare
diensten had bewezen, door eene goede verzorging,
hiervoor te beloonen
Vooral op manoeuvre voelt men reeds de afhanke
lijkheid van den cavalerist van zijn paard en hoeveel
te sterker zal dat zijn, als de werkelijkheid, in zijn
vollen omvangvoor ons staat. De ruiter beseft dit en
in vredestijd wordt op een enkelen chagrijnigen kerel
na, het paard als trouwste en niet te ontberen bond
genoot door den huzaar beschouwd en behandeld. Al
zien we hem wel eens ruw, dikwijls al te ruw op
treden hij meent het zoo niethij koestert wel degelijk
liefde voor zijn strijdros en juist in dezen tijd treedt
dit het best aan den dag. We zien hem een goed
woordje doen om een stukje brood, wat wortels of