115
midden lag netjes in de deken gewikkeld, de
wachtmeester en mij ongedekt latende. We hadden
beiden te vast geslapen om dit te merken en er tegen
te protesteeren.
Bij het schamele licht van die eene lantaarn zochten
we onze kleedingstukken op. Het toiletmaken duurde
al heel kort dien morgenhoofd en handen onder de
pomp en klaar was Kees. Hierop werd de boer op
geklopt, werden de oppassers gewekt, de paarden zoo
spoedig mogelijk hun ochtend-ration gegeven en verdere
voorbereidselen tot den afmarsch getroffen.
Eende afbeulingstheorie toegedanelezer zou tegen
het bovenstaande kunnen aanvoerendat dit slechts
de stemming op den eersten dag bespreekttoen er
van vermoeidheid, ten gevolge der oefeningen, nog geen
sprake was, dat het weer meewerkte, wTat ook niet
altijd het geval is, zoodat hij de vraag meent te
moeten stellen: «Hoe is de geest van den troep bij
het einde van een regenachtige manoeuvre?"
Hem zij gezegddat het te ver zou voeren dien ge-
heelen tijd te beschrijven, doch dat tot den laatsten
dagde opgewektheid onder de huzaren geen oogen-
blik verloren ging, al deden warmte, stof en regen
soms minder aangename oogenblikken beleven. Boven
dien de vrijwilligersdie toen nog bet grootste gedeelte
van het eskadron vormden hadden reeds meerdere
herfstoefeningen medegemaakt en als die tijd bij hen
onaangename herinneringen had achtergelaten, zouden
zij er niet zoo naar verlangd en dien eersten dag minder
vroolijke gezichten gezet hebben, dan in werkelijkheid
het geval was.