9 Na zijne bevordering tot kapitein den 19den Februari 1859, werd Van der Heijden belast met de functie van controleur van Barabei (Z - en O.-afdeeling van Borneo) waar toen reeds een opstand broeide. Bij de daarop volgende expeditie in dit gewestgedroeg hij zich opnieuw zóó schitterend, dat in Maart 1863 zijne bevordering tot Ridder 3de klasse der Militaire Willems orde volgde. In 1868 tot majoor, commandant van het Garnizoens bataljon te Banka benoemdgenoot hij eenige jaren rust tot 1873, toen hij het bevel kreeg over de tweede brigade bij de tweede Atjeh-expeditie. Zijn moedig gedrag gedurende dien veldtocht werd beloond met het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw. Maar de meeste lauweren verwierf Van der Heijden zich bij den veldtocht tegen Samalangan in 1877 en de daarop volgende expeditie in Groot Atjeh gedurende de jaren 1878 en 1879. Niettegenstaande de toenmalige kolonel (na 26 Maart 1878 generaal-majoor)bij Samalangan zwaar gewond werd en hij zelfs door een schot het linkeroog verloor, bleef hij met onverzwakte geestkracht het bevel voeren en bracht ons gezag op Noord-Sumatra op een hoogte, waarop het nog nimmer gestaan had en waarop het gedurende langen tijd niet meer zou komen. Den 13den Januari 1878 werd de generaal benoemd tot Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden en na de verovering van de XXII en XXVI Moekims volgde zijne bevordering bij keuze tot Luitenant-Generaal Een droeve tijd volgde kort daarop voor den be dwinger van Atjeh. In 1881 werd hij onder dank betuiging voor de bewezen goede diensteneervol van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 163