14 over den vorm van bestuur op Atjeh rekende hij o.a. den overwinnaar als plicht aan: »hij moedigt han del landbouw en veeteelt aan" en verderhij betoont zich gestreng, welwillend, rechtvaardig en grootmoedig." In het gedenkwaardige jaar 1898, toen II. M. onze geëerbiedigde Koningin Haar plechtigen eed zwoer in de Nieuwe Kerk te Amsterdamwas Van der Heijden daar de drager van het Rijks zwaard. Hij stond daar voor mij als symbool, de krach tige generaal van het dappere Indische leger geleid in Azië en in Europa; hij stond daar als steunpi laar van den Troon, van ons zelfstandig volksbe staan en van dat beeld ging toen weer de kracht uit, die zoo dikwerf moet hebben bezield hen, die hem volgden in gevaren in Indië. En nu ook, na zijn dood, zal hij blijven leven voor zijn volk en zal die kracht van hem blijven uitgaan. Kracht voor den Indischen- of Nederlandschen jongeling, die zich een toekomst droomt, en in zijn voorbeeld kan "Zien, hoe plichtbesef, trouw en moed ook hem tot het hoogste voeren kankracht voor zijn gezin in het dragen van hun rouwkracht voor ons volk, dat in Van der Heijden het bewijs ziet, dat het in moeilijke dagen ook zijn helden voortbrengt. Zoolang onze driekleur zal wapperen boven deze lage landen en in het grooter Nederland ginds over de zee, zal de naam van Kared van der Heijden blijven leven. Zijne assche ruste in vrede." Eindigen wij met een woord van dank aan Mevr. de Wed. Van der Heijden, voor de groote welwillend heid, waarmede HEd. ons het portret van wijlen haren echtgenoot afstond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 168