23
roemrijk Indische leger, allen hier vertegen
woordigd, betuig ik U, Sire! daarvoor de diepste
erkentelijkheid. Uwe Majesteit heeft deze hulde
gewild. Uwe Majesteit heeft verlangd, dat militaire
glans de wijding omgeven zou. Eere U 1"
»Dat woord des Konings is in den steen ver
eeuwigd. Het eerste opschrift luidt
»Het denkbeeld ging uit van
WILLEM III,
den trouwen tolk van 't edelst gevoel des volks."
Welk gevoel? Liefde voor het vaderland, en
de vaste wil, om tot eiken prijs, onze onafhan
kelijkheid te bewaren, en vereering van hen die in
den kamp voor dat goed het heiligste de zwaarste
offers brachten, ook die van bloed en leven.
»Sire, 't was van de Vorsten van Uw Huis steeds
de wijs in dien kamp vóórtegaan. Geen geslacht
ooit gaf meer bloed en meer leven voor het vader
land. Vóór drie eeuwen juist viel Lodewijk van
Nassau op de Mookerheide. Zes jaar vroeger
werd graaf Adolf bij den Heiligen Leeuw gedood,
terwijl acht jaar later het lood van een dweeper
het kostbaarst bloed deed stroomen, en, na slechts
twee korte jaren, door den kogel van een gelukkiger
dweeper, de groote Zwijger de Kroon verwierf van
hoogsten martelaar der religieuse en politieke vrij
heid.
»Dit was het begin, voorwaar een goed begin,
een begin waarop het volk, voor 't welk zij streden
en leden, wel bogen mag, een begin, dat het nooit
vergeten kan: drie broeders van den heldenstempel,
en de laatste nog veel meer dan dateen man
hoedanig er slechts weinige waren in den loop der
tijden, in één kort zestien jaar gevallen voor het
vaderland
»l)it is het eerste bloed, genoeg voor lang, maar
niet voor Uw geslacht. En het laatste bloed? Den
oogst van eeuwen ga ik voorbij. Het is dat van