30 »In 1871, op 22 Augustus, heb ik hier, bij de overbrenging der reliquiën, die daar rusten, van de schitterende ontvangst bericht welke der Neder- landsche commissie te Antwerpen was ten deel ge vallen. Ik heb gewezen op de edele hulde, toen uit naam van den Koning der Belgen, en door de in gezetenen der groote handelstad, ja door het Bel gische volk gebracht ami onze dooden van het veld van eer. »Dan, herdacht ik de rol van 't kasteel in den scheidingsstrijd. Die behoef ik thans slechts vluchtig aan te roeren. »Voor ruim drie eeuwen stichtte Alva de sterkte. Pas af, werd ze door de burgers vermeesterd en voor een groot deel gesloopt. Maar, toen eenige jaren later, de groote geest van den Zwijger was geweken, ja /oew, kon Parma den Vijfhoek op den ouden grondslag stellen, met het geld van de burgers. Slechts ééns, op 27 October 1830, namen wij worp te baat. Het kon niet anders. De vloot was beleedigd, de bezetting afgesneden, en voor hare boodschap aan 't brutaal geweld van 't grauw was geen andere weg. Wij deden het noode en maakten het kort. Want, omweg stond ons tegen en het doel werd ras bereikt. »En nu, Sire, zij 't mij vergund voor de derde keer hulde te brengen aan uwen Grootvader. Zooals ik in 1871 hier zeide, de natie, en vooral zij allen die aan de verdediging van 't kasteel deel namen, moeten Hem eeren wegens Zijn verzet tegen de hoogste machten van Zijn tijd. Men sprak toen van bloed vergieten zonder hoop of nut. Er is altoos eene partij van hopelooze nutbejagers. »Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard," den hoogeren zin dier woorden van een meester in de waarheid vatten zij niet. Wanhoop begrijpt geen edel volk en bloed, vergoten voor de eer van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 186