36 door het hoofd van 't krijgsbestuur, en het meest, door deze stichting en hare wijding op den jaardag van het eerste schot, in Uw bijzijn, door U. »Van de commissie van drie oud-strijders, die ons van Exter, de Gelder en mij op 22 Augustus 4871bij het aan wal stappen in Nederland, op Uwen last, Sire, begroette, hebben reeds twee ons verlaten. Doorman en Tiesse- linck zijn niet meer. Hun leven was werkzaam. Mees man is op zijn post. »Het zij mij vergund, Sire, hier den dichter te gedenken, wiens treffend lied, »de laatste eere", in 1871, op dit kerkhof, aan het eerste graf, door mij werd voorgedragen. Ziekte verhinderde hem zelf te komen. De regels op het hoofdfront van den nieuwen Vijfhoek zijn de laatste van dat dicht. Ze zijn aan een ouder lied ontleend. In 1831 streed hij mede. Zijn hart gloeide voor Koning en vader land. De roem onzer wapenen stond hem na. Telkens gaf hij zijn machtig gevoel in krijgszangen lucht. Helaas, onze militaire feestdicliterde bard der volkswapening van 1830 de begaafde Bur- 1 age is niet meer. Maar hij heeft niet vruch teloos gezongen. Zijn geest leeft in ons. De ge vierde dichter, die der natie haar karakterschets, den oud-strijders hun zinspreuk schonk, moest met dit teeken vereeuwigd worden. De naam des edelen is in den steen gegrift. »Sire, door de stichting van dezen Vijfhoek, hebt Gij, naar de wijze van Uw Huis, eene verzoening voleind en eene edele daad verricht. Gij hebt niet alleen de mannen van 't kasteel maar ook al de andere strijders van den kamp der scheiding, de verwanten van zoo velen die niet meer zijnde land en zeemacht, zoo in Insulinde als in Nederland, nogmaals aan U verplicht. Ik acht mij gelukkig, de tolkte mogen zijn van aller dankbaarheid. Gij, Sire, ik herhaal het, de eerste vertegenwoordiger

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 192