«LEVE DE KONING".
37
van een geslacht, overrijk aan offers van bloed en
van leven voor de politieke en religieuse vrijheid,
voor ons onafhankelijk volksbestaan, Gij hebt door
deze vereering het hart des volks geroerd, en aan
de natie een wenk gegeven. Geen blinde offers
waren 't, maar offers van verheven gidsen, rijk
aan geest, geoefend in alle kunsten van Staat en
van Oorlog. Uw erfdeel, Sire, is er een van groote
daden, een heerlijk onvervreemdbaar goed, dat
schoone vruchten dragen moet. Want, 't is de daad
die opwekt en nieuwe daden baart. Dat ieder Neder
lander, rijk of arm, zich aan dat voorbeeld spieg'le,
en het zal der natie wel gaan, in de moeilijke
tijden die nog komen zullen, onder de gidsen van
Oranje.
»Geliefde oud-strijders, kameraden van de land
en zeemacht, kameraden van 't Indische leger,
mannen van moed, beleid en trouw, waarde land-
genooten, U allen breng ik de groete van het
hart. Mij was 't een waar genot, in uw bijzijn,
mag ik niet zeggen: uit uwen naam, het woord
te mogen richten tot het geëerbiedigd Hoofd van
den Staat. Aan den Koning ben ik dat genot ver
schuldigd. U, Sire, zeg ik daarvoor den warmsten
persoonlijken dank.
»Aan Uwe Majesteit, aan de Prinsen van Uw
Huis, betuig ik voor Uw geduld, voor Hun geduld,
de innigste erkentelijkheid.
»Ik heb gezegd
Is het wonder dat na deze met gloed voorgedragen
rede, onmiddellijk gevolgd door 's Konings nadering
van het monument en neerlegging van een lauwerkrans
de geestdrift der aanwezigen zich niet meer beteugelen
liet en losbarstte in een driewerf herhaald gejubel