65 Hij keert zich slaap'rig, droom'rig om, Om nog eens in te dutten, En 't korte tijdje, dat nog rest, Zoo moog'lijk te benutten. En ja, hij droomt van 't zonnig strand, Van luchterose kleedjes Zit met een meisje zij aan zij Of wandelt met z'n tweetjes. Ilij fluistert zachtkens haar in 't oor, Een woordje, o zoo zoet, En wandelt kalmpjes, langzaam door, Met vreugdevol gemoed. Daar opent zij haar lieven mond: Rrrom hom bomRrrom bom bom Och Hemelhoud je stil toch trom Was je' één minuut te laat gekomen, Wie weet wat 'k van haar had vernomen. Due del Auri. 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 221