77
spreken, alhoewel de juffrouw, die had moeten op
schikken, volstrekt niet leelijk was.
Zwijgend, nu en dan schokkend, zaten wij zoo
tegenover elkaartoen nicht de stilte verbrak door
met hare meergemelde luidruchtigheid mee te deelen,
dat ze haar kaartje kwijt was. Snel gaf ik haar een
ander billetje, om haar tot zwijgen te brengen, en
toen nicht zich alweer over haar verlies heengezct had
zei een goedige oude juffrouw, die 't zonde vond van
't kaartje:
«U moet nog ereis goed zoeken", hetgeen nicht be
antwoordde met:
«Och ja, een paar daagjes!"
Ze had het niet goed verstaan; de woorden «reis"
en «bezoeken" had ze gemeend te hooren.
De goedige juffrouw lachte, en bij haar onder
werp blijvende, zei ze:
«Dat's wel wat lang," wat nicht uitstekend scheen
te verstaanwant met een woedend gezicht zei ze
tegen mij
«Waar bemoeit dat impertinente mensch zich mee?"
Ik schudde van 't lachenterwijl nicht met gefronste
wenkbrouwen de impertinente juffrouw zat op te
nemen.
Niet lang daarna stapten wij uit. Nicht, die het
langgerekte «Heeeeh!" van een' koetsier niet hoorde,
kwam bijna onder een rijtuig, hetgeen den voerman
een «oud vel!" ontlokte, terwijl nicht mij vertelde,
dat alle koetsiers «suffe kerels" waren, welke be
wering gestaafd werd door tal van bestuurders van