81 Na het eten ondernam ik mijne gewone avond wandeling en toen ik tegen de thee thuis kwam, werd ik verrast door de mededeeling, dat nicht niet tegen rook kon en dat ik dus dat «vieze endje" maar moest «weg doen". Welke verwenschingen er toen in mijn brein ronddwarreldenwil ik niet meedeelen, maar met eene diepe zucht wierp ik mijn sigaar in den tuin. «Laat je dat toe?" vroeg nicht aan mijne moeder, «ze bederven zoo je heelen tuin; op 't laatst wordt die een aschhoop." Mijne moeder antwoordde met het aanbieden van een kopje thee, waarop ik mijn sigaar achterna liep en op t onderste treetje van de tuintrap ging zitten rooken. »»Ik wil niet spelen, geen partijtje maken en niet «gezellig zitten praten!" dacht ik, maar deze gedachte onderdrukkende, sprong ik op, ging naar binnen en nestelde mij in een fauteuil met het air van onder worpenheid. «Hoe is 't mogelijk", zei nicht, »zoo'n jongen in een luie stoel; dat had ik vroeger niet moeten doen". Het stormde bij mij inwendig; stijf klemde ik mijne lippen op elkaar en mijne moeder, die mijne kwel lingen begreep, zei niets. Dus die voldoening had ik toch, dat nicht mij erin zag blijven zitten. Hoofdschuddend telde ze aan haar breikous, terwijl mijne zuster piano speelde. »Een, twee, drie, vijf; och, dat getjingel maakt me altijd in de war!" brak nicht los, waarop een 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 237