87 Toch was er een jeugdige, blonde Vorstin, Een jonkvrouw van ruim twintig jaar Die was met het lot van den grijsaard begaan, Van den grijsaard met zilverwit haar. Die jonge Vorstin was geen machtige der aard, Haar volk was niet sterk en niet groot; Maar 't was met haar één en 't voelde met haar mee 't Was haar trouw en verknocht tot den dood. Zij. zond hem een schip en bood hem een plaats Bij haar volk, in haar Koninkrijk aan, En de wereld, die juichte en jubeld' haar toe, Om de weldaad, den grijsaard gedaan. En haar volk, dat aanbad haar nu zooveel te meer, Want 't offer, zoo schoon van gedacht', Werd den grijsaard, verbannen uit 't eigen gebied, Oók namens haar volk gebracht. Breda, Oct. 1900. Wolfram.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 243