89
Aan het einde van den weg lag het kerkhof, om
ringd door hooge populieren langs een zwart houten
hek, met een eenvoudig steenen poortje als ingang.
De zandpaden waren netjes aangeharkt door den dood
graver, die nu, achter zijn kleine woning, bezig was
in zijn tuintje. Midden op het dorpskerkhof stond een
kapel, van onder tot boven begroeid met klimop, dat
zich om de boogvensters heenslingerde tot aan het
klokkentorentje toe. Tusschen de eenvoudige graven
zag men een enkele zerk, een enkel klein monument:
zeker van een gewezen burgemeester of van eene of
andere deftige familie uit den omtrek.
Langzaam en stil ging een jonge man over het zan
dige pad en bleef staan bij een grafsteen met een
ijzeren hek erom. Hij ontblootte eerbiedig het hoofd
en staarde voor zich uit, denkende aan dien gelukkigen
tijd, die nog maar zoo kort voorbij was en die hem
reeds zoo lang, zoo eindeloos lang geleden, toescheen,
liet was immers nog maar zes maanden geleden, toen
zij met haar moeder het buitengoed verliet, om in de
residentie den winter door te brengen. Toen was het,
dat bij Freddy leerde kennen, die met haar vriendelijk
gezichtje en helderen lach, met die blauwe oogen en
dartele ongedwongenheid iedereen bekoorde. Ook op
hem had ze een diepen indruk gemaakt, toen hij op
een der bals aan haar werd voorgesteld, en nadat zij
elkander nog eenige malen ontmoet hadden, waren ze
vertrouwelijker geworden.
't Was op het bal van Winter-Soirée" dat we hen
nogmaals terug zien, Ze hadden veel met elkaar ge-