n Doch weer luidde het antwoord Juist als den voor'gen keer, Dat droevig, plagende antwoord »Ik dank je wel, mijnheer!" En toen van spijt en droefheid Was ik mezelf niet meer, En 'k liep vol somb're boosheid De paden op en neer, Doch toen ik na een poosje Weer langs 't prieeltje liep, Zag 'k dat als Doornroosje Mijn aardig nichtje sliep. Haar boek lag dichtgeslagen Gegleden in heur schoot Nu hoefde ik niets te vragen Daar de fortuin 't mij bood. En toenwelk groot verlangen Eer 'k wist wat ik ging doen Drukte ik op nichtjes wangen Een lange, inn'ge zoen. En ziehoe kon 't zoo komen Ik schrikte, op mijn eer; Zij lispte in haar droomen, »Ik dank je wel, mijnheer!" Toen sloop ik langzaam henen Zeer met mijzelf voldaan, 'k Liep zachtjes, op mijn teenen En lachte onder 't gaan. Doch weldra sprak 't geweten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 250