97 alleenmet haarbij haarzonder dat iemand zien kondat zij daar was. O, heerlijk, heerlijk te voelen haar nabijheid, niet te spreken, neen stil voort te wandelen. Hoor, hoe het land popelt, hoor hoe die strak gespannen snaren trillen van onbedwongen vreugde. Naast haar, bij haar, te hooren elke ademhaling, te voelen elke klopping van dat teedere hart; te zien hare bewegingen, te voelen haar zijn. En dronkendronken van vreugde voort te wan delensteeds voort, onvermoeid, genietend, ver, zóo ver als zij er maar is, zij zijne verafgode Ziezie dan toch, wie wenkt hem daar; God, is zij het niet? Neen, dat kan niet, zooveel geluk! Maar zie dan toch, zie ze wenkt, ja, zij is het, zij en een jubelkreet doortrilt zijn hart, zij, zij roept hem en als op vleugels gedragengaat hij naar haar toe, naar haar, om te weten wat zij ver langt, waarom ze hem, juist hem roept en trillend, duizelend, door die eenige liefde, kust hij eerbiedig haar kleed. En zij wenkt hemen aan hare zijde gaat hij en zij wandelen voort. Zou het dan toch waar zijn? Neen het is geen verbeelding, het is waar, waar, en dat jubelt maar voort en jubelt steeds luider in zijn hart, dat dreigt te breken van geluk. Ja, ja, hem riep zij, hem heeft ze lief, hem alleen en nie mand andersEn als in een zwijmel van geluk Wandelt hij voort, naast haar, bij haar. Is 't dan toch waarvoelde hij dandat het gebeuren zou 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 253