HERFST. -^®43£5©f- 'tis herfst, en versterven zal weldra de tooi, Die deez' zomer het woud heeft gesierd. Angstig sidd'ren de struiken en steent er liet hout Als de stormwind ruw buldert en giert. De bladeren worden veelkleurig en dor, Laten 'teen na het ander zich los, En ritselen zachtkens naar omlaag Om slapen te gaan in het mos. Een eenzame kraai zit op hoogen tak Dof mijm'rend van koude en nood: Hem wacht weer de winter, de bittere kamp Met d'ellende, met honger en dood. Dra zal sluimren het woud in den winterschen slaap Om te mijden het barre getij Tot de lente de stammen ontwaken weer doet, Als de storm en de sneeuw zijn voorbij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1901 | | pagina 255